Interview door FRANCESCO PALONI voor de KN (Kerk in Nederland) gepubliceerd op 15 maart 2024
(Dit artikel is hier gepubliceerd met toestemming van de auteur)

Klik HIER voor het volledige, originele interview

 

Uittreksels uit het interview van Francesco Paloni:

Van de parochie naar het klooster ‘Ik krijg hier een nieuwe impuls’

Verschillende Nederlandse bisdommen kennen het fenomeen: priesters die de parochie verruilen voor het klooster. Wat dreef hen in deze keuze? En wat heeft het klooster meer te bieden dan het parochiewerk? Een drieluik.

Coert Biesjot
‘Verdieping en gemeenschap. Dat is eigenlijk waar ik voortdurend naar op zoek was’
“Ik heb mij altijd aangetrokken gevoeld door God. Al ‘vanaf de moederschoot’, zoals de profeet Jeremia het beschrijft.” Broeder Coert Biesjot (60) was pas achttien jaar toen hij koos voor het priesterschap. Na jarenlang gewerkt te hebben als pastoor, en na een lange tijd van onderscheiding, besloot hij in 2015 in te treden bij de benedictij-nen. God leidde hem, zoals hij het zelf beschrijft, geleidelijk naar de Sint-Willibrordsabdij in Doe-tinchem. Biesjot kende de abdij van de retraites die hij daar deed toen hij priester was. “Ik kwam er steeds vaker. Die frequentie bracht een veran-deringsproces op gang. Een verdieping.”

Die zoektocht naar verdieping begon tientallen jaren eerder met het besluit om de priesterop-leiding te volgen. Biesjot, geboren en getogen in Leiden, verhuisde naar het Limburgse Rolduc. Het was begin jaren tachtig, een tijd waarin veel priesterkandidaten van andere bisdommen in Rolduc studeerden om vervolgens in hun eigen bisdom als priester aan de slag te gaan. “Rolduc is een geestelijk fundament, waar ik mijn theo-retische vorming heb ontvangen. Als ik het ach-teraf bekijk, was de vorming nogal individueel. Jezuïtisch, sterk geleid. Ik miste het aspect van de gemeenschap. Wat dat betreft was de opleiding misschien wat eenzijdig.”

In 1989 volgde zijn priesterwijding. De jonge Biesjot ging eerst als kapelaan en later als pas-toor aan de slag in het bisdom Rotterdam. 25 jaar lang, op verschillende locaties. Pastoor zijn was niet altijd even makkelijk. “De werkdruk. Het besturen, de financiën, het management. Dat zijn allemaal dingen waar ik niet altijd even goed in ben. Op een gegeven moment werd er steeds meer gevraagd op dat gebied. Parochies moesten samengaan, er kwam schaalvergroting.” Tegelij-kertijd was het pastorale werk, de “ziekenbezoe-ken en geloofsgesprekken”, iets wat Biesjot juist heel graag deed.

Het bracht hem aan het denken. “Wil ik dit nog, op deze manier? Kan ik niet op een andere manier vruchtbaar zijn? Dit proces heeft er mede toe bijgedragen om voor het klooster te kiezen. Al was het niet de voornaamste oorzaak.” Er waren ook andere zaken die meespeelden in de beslis-sing die Biesjot uiteindelijk zou nemen. In de jaren waarin hij pastoor was, ondervond hij veel steun van meerdere priesters waar hij intens mee bevriend was. “Ze hebben heel veel voor mij betekend en vingen mij op in de praktijk. Helaas overleden ze, de een na de ander. Dat is achteraf heel markant geweest. Die verbondenheid, die broederschap. Dat is eigenlijk waar ik naar zocht. En dat heb ik in het klooster opnieuw gevonden.” Een andere ervaring maakt ook onderdeel uit van Biesjot’s opmerkelijke levenskeuze. In 1998 reisde hij samen met zijn ouders naar Chili, waar een oom woonde die kapucijn is. In 2003 bezocht hij een andere oom in Tanzania, die ook kapucijn is. Zien hoe zij leefden was “een geweldige erva-ring”. Het kloosterleven zit in het DNA van zijn familie, vertelt hij. Zijn oudtante was overste in een Brabants klooster. Een andere oom was fran-ciscaan in Weert.

Jaren later verbleef hij tijdens een sabbatperiode in Rome, bij de Gemeenschap van Sant’Egidio. De verbondenheid van de gemeenschap ervaarde hij als “heel waardevol. Het zuiverde uit wat de Heer van mij wilde”. Maar de herhaaldelijke bezoeken aan de Willibrordsabdij gaven uiteindelijk de doorslag. “De retraites laadden mij op. Het was vergelijkbaar met een tank die volloopt, en vervolgens losgaat.” Tijdens de retraites werd hij begeleid door een permanent diaken. “Hij zag iets in mij gebeuren en vroeg: ‘Is het kloosterleven niet iets voor jou?’” Biesjot trok daarop tijdelijk het klooster in, waar hij kon meeleven met de gemeenschap. “Ik had mijn bisschop [mgr. Hans van den Hende, red.] toen al kenbaar gemaakt dat ik veel voelde voor het kloos-terleven. Hij heeft mij daarin heel goed begeleid. Driekwart jaar later, in 2014, werd ik vijftig. Ik was dat jaar ook 25 jaar priester. Dat was een bepalend moment.”

Het leven in een kloostergemeenschap is niet altijd makkelijk, erkent Biesjot. “Er zijn momenten van dorheid. Je moet het uithouden met jezelf, én met je medebroeders.” Lachend: “Laten we realistisch blijven. Je kan iemand proberen te ontwijken die je minder ligt, maar je komt elkaar altijd tegen. Maar je kunt eigenlijk geen christen zijn zonder deze rela-tie.”

Hij is inmiddels al negen jaar benedictijn. Biesjot is nog steeds gelukkig met zijn keuze. “Ik voel me verbonden met mijn medebroeders. Ik merk dit ook aan priesters die op bezoek komen. Je kan bespre-ken waar je tegenaan loopt, je deelt je ervaring en weet je gesteund door anderen.” Zijn dienst als gastenbroeder van de abdij is hem dierbaar. “Als priester was ik een soort brandweerman. Ik rende van hot naar her en had daardoor een oppervlakkig gebedsleven. Hier bid ik van ’s morgensvroeg tot ’s avonds laat. Ik ben een waard die de mensen ont-vangt.”

 

Johan te Velde
‘Ineens kwam heel sterk het besef: je moet kloosterling worden’
Het leven van broeder Johan te Velde (69) kent niet één, maar meerdere verrassende wendingen. Als protestantse jongen voelde hij zich al aangetrok-ken tot het kloosterleven. Die stap daarnaartoe zou er komen, maar pas na dertig jaar gewerkt te hebben als parochiepriester. Te Velde is medebroeder van Coert Biesjot.

“Toen ik zeventien jaar oud was, kwam ik met een godsdienstleraar van de middelbare school in Stadskanaal voor het eerst op bezoek in dit kloos-ter. Dat maakte toen al een diepe indruk. Ik voelde mij niet zo thuis in de protestantse kerk. Ik was erg geïnteresseerd in religie en levensbeschouwing.” Te Velde beschrijft zijn tienertijd als een “zoektocht”. Hij besloot theologie te studeren na de middelbare school. Hij deed dit op een protestantse opleiding. “In die tijd wist ik zeker dat ik katholiek wilde worden. Ik vond dat de katholieke Kerk veel beter de traditie van het christendom vertegenwoordigde. Die kant wilde ik op.”

De toen negentienjarige Te Velde zocht de plaat-selijke pastoor op, aan wie hij zijn keuze kenbaar maakte. Hij werd opgenomen in de katholieke Kerk en ontving het vormsel. Vervolgens stapte hij over naar Utrecht om zijn theologieopleiding af te ronden. Eenmaal katholiek geworden, speelde er bij Te Velde opnieuw de gedachte om het klooster in te gaan. “Ik dacht: zal ik franciscaan of benedictijn worden?. In 1976, tijdens mijn studie, ben ik ook nog een maand in een klooster geweest, om het uit te proberen. Maar hier in Slangenburg [het land-goed waar de Sint-Willibrordsabdij staat, fp] kwam ik ook nog wel vaak op bezoek.”

“Uiteindelijk heb ik die stap toch niet durven of kunnen zetten”, vertelt Te Velde. “Misschien omdat het kloosterleven mij saai leek. Op een gegeven moment heb ik er afstand van genomen.” Te Velde meldde zich bij de toenmalige bisschop van Gronin-gen met de verrassende boodschap: hij wilde pries-ter worden. “Die man wist niet wat hem overkwam. Er waren in die tijd helemaal geen priesterstuden-ten. Hij was al tien jaar bisschop, maar hij had nog niemand gewijd.”

De vorming voor het pries-terschap ontving hij niet in een priesterseminarie. “De Nederlandse kerkprovincie had eind jaren zestig de semi-naries van alle bisdommen, ordes en congregaties samen-gevoegd in vijf theologie-opleidingen. Wij vonden als studenten dat er weinig aan-dacht was voor spiritualiteit en voor liturgisch leven.”

In 1982 volgde zijn priesterwijding. Te Velde werd vrij snel daarna pastoor in het bisdom Gronin-gen-Leeuwarden. De deur naar het kloosterleven was dicht. Na tientallen jaren volgde een nieuwe stap in het leven van Te Velde: hij werd vicaris en later ook vicaris-generaal. “Dat was op bestuurlijk niveau een pittige tijd. Er moesten kerken gesloten worden. Tegelijkertijd was ik pastoor van meerdere parochies.” Te Velde begon het parochieleven als zwaarder te ervaren. “Je hebt te maken met ontker-kelijking. Dat heeft mij altijd veel pijn gedaan. Je zet jezelf enorm in. Maar de respons is vaak matig.”

“Het is moeilijk als je het parochiewerk in je eentje moet doen”, vervolgt Te Velde. Hij zocht steun bij collega’s. “Samen de vespers bidden, met elkaar eten. Ik denk wel dat bisdommen daar nadruk op moeten leggen, op collegialiteit. Maar ook op gebedsvorming en op het zoeken van een geestelijk leidsman.”

Broederschap
“Ik heb het parochiewerk altijd met vreugde gedaan. Ik had daar ook altijd energie voor. Ik heb niet voor het klooster gekozen omdat ik er genoeg van had. Maar het speelde wel mee dat het zwaarder en moeilijker werd.” In 2006 kreeg Te Velde een nieuwe benoeming. Er begonnen toen twee dingen te kriebelen. “Ik wilde meer aan gebed doen. In het drukke pastoraatsleven houd je weinig tijd over voor gebed en meditatie. Maar ik wilde ook meer aan studie doen.”

Een bezoek aan het benedictijnenklooster van Chevetogne in België in 2009 gaf de definitieve doorslag. “Ik was aan het bidden in de kerk. Ineens kwam er een heel sterk besef in mij: ‘je moet kloos-terling worden’. Dit was onverwachts. Ik hoorde een soort innerlijke stem. Het was fijn om te horen.” Te Velde hield deze ervaring in eerste instantie voor zichzelf. “Ik wilde niet meteen weggaan uit de parochie, ik was er nog niet zo lang. Daarnaast was ik ook vicaris. Uiteindelijk sprak ik er met enkele mensen over en in 2011 ook met de bisschop.” Sinds september 2012 maakt Te Velde onderdeel uit van de kloostergemeenschap. Hij voelt zich nog steeds op zijn plaats, al is het kloosterbestaan niet altijd even makkelijk. “Het kloosterleven heeft een belangrijk aspect: de broederschap. Dat is mis-schien wel een van de meest indringende kanten. Je kunt niet selecteren: ‘met hem wil ik wel, met hem wil ik niet’. Maar het is belangrijk om broeders te hebben: ook om gecorrigeerd te worden. We hebben toch een prachtige groep. Het kloosterleven geeft mij een nieuwe impuls, terwijl ik toch trouw kan blijven aan mijn roeping.”

‘Ik heb niet voor het klooster gekozen omdat ik genoeg had van het parochiewerk, maar dat werd wel zwaarder’

Voor het volledige interview klik HIER.

Deel Dit Verhaal, Kies Je Platform!